Ik nam afscheid van de kungfu broeders en zusters in Wudang en nam de nachttrein naar Chengdu. Na 17 uur treinen kwam ik aan in de stad en bezocht de Wide & Narrow Alley, zogezegd hoe het traditionele Chengdu eruit gezien moet hebben - in mijn ogen eerder een toeristenval. Daarna volgden nog een aantal absurde situaties: op straat in Chengdu sprong een jongedame van haar brommer en bood me spontaan een job aan, in het vliegtuig hielp ik 2 Chinese dames met het invullen van hun arrival card (ze spreken noch lezen engels, zoals de meeste Chinezen trouwens - de vlucht naar Kuala Lumpur veranderde dan ook snel in een Chinese markt, waar iedereen rondliep, zijn picnic opat en zich totaal niks aantrok van de veiligheidsinstructies), bij aankomst in tussenstop Kuala Lumpur (Maleisië) zag een douanier mijn Transformers T-shirt waarop hij een hele uitleg tegen me begon waarvan ik helaas weinig begrepen heb (achteraf bleek dat een groot stuk van de film in Maleisië opgenomen is). 's Avonds laat landde ik in Medan (Sumatra, Indonesië) en vond Meri in de lobby van het hotel van afspraak. We namen de local bus naar Parapat voor 5 uur afzien: een overvolle, zweterige busrit zonder beenruimte, iedereen roken en te weinig water. En 's avonds bleek dat we de laatste ferry naar Samosir eiland in het Toba meer gemist hadden (goedgemaakt met de slechtste maaltijd in Indonesië ooit op vuile borden). Nadat Meri tijdens een verkoelende duik in het Toba meer bijna verdronken was, begonnen we de volgende dag aan wat één van de grelligste ervaringen ooit zou worden. We huurden een brommer en bezochten het graf van koning Sidabutar in Tomok. Vandaar naar Ambarita om traditionele Batak huizen te zien (ongelofelijk hoeveel van dergelijke huizen nog steeds bewoond zijn op Samosir) met stenen tafels en stoelen en foltertuigen. Dan noordwaarts naar Simanindo voor het huis van koning Simalungun. Daarna liep het mis: we wilden de weg dwars door het midden van het eiland nemen naar de andere kant om terug te keren naar Tuk Tuk. Na ettelijke kilometers rijden over weggetjes die alsmaar kleiner werden en waarvan de verharding ontspoorde naar pure rotsweg, begonnen we door te krijgen dat we serieus de weg kwijt waren. Na een aantal keer de weg vragen werd de situatie erger en erger. Het werd snel donker en op een bepaald moment bevonden we ons op een weg die de naam weg niet meer waard was, de rotsen en putten in de weg ontwijkend, in het pikdonker door de jungle met een quasi lege benzinetank. Meri wist me te overtuigen om terug te keren naar het laatste dorp en daar mensen te vragen om tegen betaling ons voor te rijden tot we terug op de hoofdweg waren. Uitgeput bereikten we Tuk Tuk in het laat en konden we er al terug een beetje om lachen en slikten we de 'wat als…' scenario's snel door…
I said goodbye to my kung fu brothers and sisters in Wudang and took the night train to Chengdu. After 17 hours on the train I arrived in the city and visited the Wide & Narrow Alley, so to speak how traditional Chengdu should have looked like - from my point of view more of a tourist trap. After that followed a number of absurd situations: on the street in Chengdu a young woman jumped off her motorbike to offer me a job, in the plane I helped 2 Chinese ladies fill out their arrival card (they speak nor read English, like most Chinese - the flight to Kuala Lumpur rapidly changed into a Chinese market where everybody was walking around, ate their picnic and paid no attention at all to safety instructions), upon arrival in stopover Kuala Lumpur (Malaysia) a customs officer saw my Transformers T-shirt to which he started a long explanation of which I unfortunately didn't understand much (later a large part of the movie appeared to be shot in Malaysia). Late at night I landed in Medan (Sumatra, Indonesia) and found Meri in the lobby of the hotel where we agreed to meet. We took the local bus to Parapat for 5 hours of suffering: a crazily full, sweaty bus ride with no leg space, everybody smoking and not enough water. And at night we seemed to have missed the last ferry to Samosir island in Toba lake (made up for with the worst Indonesian meal ever on dirty plates). After Meri almost drowned during a refreshing dive in lake Toba, we started the next day with what was going to be one of the most terrifying experiences ever. We hired a motorbike and visited the grave of king Sidabutar in Tomok. From there to Ambarita to see traditional Batak houses (amazing how many of these houses are still being used on Samosir) with stone tables and chairs and torture equipment. Then to the north to Simanindo for the house of king Simalungun. From then things went wrong: we wanted to take the road right through the middle of the island to the other side to return to Tuk Tuk. After a large amount of kilometers driving on small roads which became smaller and smaller, and going from sealed road to sheer rock road, we started to realize that we were completely lost. After asking for directions a few times things got worse and worse. It soon became dark and at a certain moment we found ourselves on a road, not even worth of the name road, avoiding rocks and potholes, into the pitch black through the jungle with an almost empty petrol tank. Meri convinced me to go back to the last village and there ask some people to escort us to the main road for a fee. Exhausted we reached Tuk Tuk late and could already laugh again and swallowed all the 'what if…' scenarios quickly…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten